Begrazing

Onderhoud van terreinen met begrazing door verschillende diersoorten volgens Mekelogisch Beheer

Natuurlijk onderhoud door begrazing

Voor een zo natuurlijk mogelijk onderhoud van uw terrein kunt u het beste gebruik maken van grazers. Mekelogisch Beheer heeft veel ervaring met begrazing door runderen, paarden, schapen en geiten. We werken met dieren die al jaren lang zijn geselecteerd op zelfredzaamheid en op een goed gedrag naar mensen. Samen met de beheerder van het terrein wordt de samenstelling van de kudde en het aantal dieren bepaald. We kunnen voor alle werkzaamheden rond de dieren zorgen, zodat u enkel van ze hoeft te genieten.

Voor veel terreinen en de natuur is het goed als de dieren er het hele jaar grazen. Dit geeft het evenwichtigste beheer en de meeste mogelijkheden voor de natuur om zich er op in te stellen. Onze voorkeur gaat dus ook uit naar jaarrond begrazing van een terrein met een vaste kudde. Maar seizoensbegrazing is ook mogelijk.

Door voor verschillende diersoorten tegelijk te kiezen, wordt de vegetatie van een terrein meer benut. Dieren van verschillende soorten zijn niet altijd gevoelig voor bijvoorbeeld dezelfde maag-darm parasieten. Inzet van verschillende soorten maakt het behandelen hiertegen minder vaak nodig. Behandeling met medicijnen geeft altijd residuen van deze middelen in het terrein. Dit is zeer nadelig voor de biodiversiteit.

Wij hebben tientallen jaren ervaring met grote grazers. We hebben tientallen rassen in beheer gehad. Hieronder behandelen we de rassen die in de meeste situaties het beste resultaat geven.

Meer biodiversiteit volgens Mekelogisch Beheer

met natuurlijke begrazing

Runderen

Mekelogisch Beheer zet de runderen in opdat er een kleinschalig mozaïkpatroon van hoger en lager gewas ontstaat. Daar waar de dieren gemest hebben, eten ze een tijdje niet. Dit doen ze om besmetting met parasieten te voorkomen. .

Mekelogisch Beheer zet graag Schotse Hooglanders in voor de runderbegrazing. Deze dieren zijn erg stoïcijns in aanleg. Ze kunnen daardoor goed samen met recreatie. Het is altijd verstandig om de dieren met rust te laten, de dieren niet te aaien of te voeren en afstand te houden.

De Hooglander kan zich met gewas met weinig voedingswaarde goed redden. Dat is voor het natuurbeheer zeer wenselijk. In de winter verbranden ze hun vet dat ze in de zomer hebben opgebouwd. Ze kunnen dan het eiwitarmere gewas dat ze in de winterperiode in het terrein kunnen vinden goed gebruiken om de penswerking op gang te houden. De Hooglanders kunnen goed 25% van hun gewicht verliezen in de winter zonder in de problemen te komen.

 

Schotse Hooglanders kudde

Schotse Hooglanders

Zowel de stieren als de koeien van Schotse Hooglanders zijn gehoornd; de kleuren variëren van rood tot blond, zwart, wit of gestreept. Schotse Hooglanders zijn kleiner dan een gewone zwartbonte koe, maar zien er imposant uit door hun lange vacht en grote hoorns. Ze zijn stoïcijns en pu­blieks­vriendelijk. Ze kunnen goed tegen de Nederlandse weersomstandig­heden en behoeven geen stalling in de winter. Als regel werpen ze hun kalf zonder menselijke hulp en hoeven de klauwen niet te worden bekapt.

Voedsel: voornamelijk kruiden en gras, maar ook wel bladeren, schors, knoppen, enz.
Ze zijn erg goed in het omzetten van een overdaad aan voedsel in de zomer in vet. Op dit vet kunnen ze lange periodes van schaarste overleven. Onder de runderen zijn ze in het Nederlandse klimaat kampioen overleven.

Paarden

Paarden grazen sommige delen heel kort af en andere delen niet of nauwelijks. Zeker de delen waar ze mesten, laten ze lange tijd met rust (latrines). Daardoor is er bij begrazing door paarden een grote variatie aan gewas structuur. Mekelogisch Beheer gebruikt graag Exmoorpony’s voor de begrazing omdat ze zeer zelfredzaam zijn en goed afstand houden tot mensen. Exmoorpony’s grazen ook in het water, wat vaak wenselijk is voor een natuurlijk water- en oeverbeheer. De Exmoorpony wordt gezien als het enige overgebleven West-Europese oerpaard. Mekelogisch Beheer voert een strenge selectie bij de dieren uit op gedrag naar publiek en zelfredzaamheid.

exmoor pony

Exmoor-ponies

De Exmoor-pony  (ca 1,25 m.hoog) wordt gekenmerkt door een elegant hoofd met wijde neusgaten, sprekende ogen en kleine oren. De hals is kort en sterk, geplaatst op een stevig, middellang lichaam. De vacht heeft ’s zomers een koperglans en is ’s winters mat en ruw. De haarkleur varieert van donkerbruin tot lichtbruin, rondom de neusgaten heeft de pony een grijsbruine kleur, de meelsnuit.

De Exmoor is de oudste Britse berg- en heidepony. Door zijn afgelegen leefgebied is de Exmoor-pony weinig “verbeterd” door toevoeging van vreemd bloed. Het ras is weinig gedomesticeerd en blijft daardoor, in tegenstelling tot veel andere pony-rassen, afstandelijk. Dit voorkomt aaien en problemen met publiek. De pony is goed winterhard en kan zich zelfs in strenge winters redden zonder beschutting of extra voedsel.

Voedsel: voornamelijk kruiden en gras, maar ook wel bladeren, schors, knoppen, enz.

Schapen

Schapen grazen redelijk gelijkmatig het terrein af en kunnen het gewas redelijk kort af eten. Ze zijn licht en zorgen voor weinig bodem verstoring.  Alle grazers zijn kudde dieren. Dat betekent dat er tenminste twee dieren van een soort voor de begrazing moeten worden ingezet. Een schaap is kleiner en lichter dan een paard of een rund. Daardoor kan een kleiner terrein sneller groot genoeg zijn voor een kudde schapen. Omdat het Soayschaap zeer zelfredzaam is en goed samen gaat met recreatie, zet Mekelogisch Beheer dit ras graag in voor de begrazing.

Saoyschapen

Soayschapen

Het Soayschaap is afkomstig van de St. Kildaeilanden bij Schotland en wordt vanwege hun soberheid ingezet in de natuurbegrazing. Het zijn kleine donkerbruine schapen met moeflonachtige tekening: witte onderbuik, witte spiegel en wit op de lippen en rond de ogen. Meestal hebben de ram­men in het dekseizoen een lichte vlek op de rug (zadel) en lange haren rond de kop (ma­nen). Zowel de rammen als de ooien zijn gehoornd, de rammen hebben zwaardere hoorns. De ooien krijgen 1 of 2 jongen, zelden 3 per jaar.

Het Soayschaap steekt wat betreft zelfredzaamheid zeer positief af bij alle andere in Nederland ingezette grote grazers. Dit uit zich het beste in het moment van dekking. De dieren hebben een natuurlijk kort dekseizoen. Geboorte vindt voornamelijk plaats in april en mei ook al lopen er jaarrond rammen bij de ooien. Het dier hoeft niet geholpen worden bij het aflammeren, verliest zelf zijn wol, hoeft nauwelijks bekapt te wor­den, verwentelt niet, kan zwemmen en heeft weinig last van ziekten als rotkreupel en mya­sis. Ze zijn actief, houden enige afstand tot mensen en reageren goed op honden en spe­lende kinderen. De dieren kunnen jaarrond zonder stal buiten zijn.

Voedsel: gras, kruiden, loof, schors, eikels, kastanjes, beukennootjes, enz.

Geiten

Mekelogisch Beheer zet graag geiten in voor de begrazing omdat zij naast kruiden ook houtige gewassen op het menu hebben staan. Geiten houden erg van afwisseling in hun voedsel en eten ook graag storingskruiden als brandnetel, distel en ridderzuring. Boomgroei kan met de geiten, in gebieden waar dat niet gewenst is, sterk geremd worden. Mekelogisch Beheer kiest voor Nederlandse Landgeiten, omdat ze goed kunnen overleven in ons klimaat, zij kunnen zonder stal goed het jaarrond in het terrein verblijven.

Nederlandse Landgeiten

De Nederlandse Landgeit is een zeldzaam Nederlands huis­dierras. De Landgeit is een stevig gebouwde, middelgrote, enigszins laaggestelde geit. Zij kan bruin, zwart of grijs zijn, veelal met witte vlekken. Bokken en geiten zijn gehoornd, de bokken zijn het zwaarst gehoornd. De geiten krijgen meestal 1 of 2 jongen per keer. 3- of 4-lingen komen zelden voor.

Van de in Nederland voorkomende geitenrassen is de Landgeit de soberste. Hij kan zomer en winter zonder stal buiten verblijven, mits er enige beschutting zoals reliëf of bosschages in het terrein aanwezig is. Door hun wollige ondervacht in combinatie met hun lang harige bovenvacht kunnen ze goed tegen het Nederlandse klimaat. Van de genoemde grote grazers is het echter wel het zorgenkindje. Om te voorkomen dat lammeren in de winter geboren worden moeten de bokken in juli uit de kudde. Verder moeten de dieren af en toe worden bekapt en ontwormd.

Voedsel: gras, kruiden, loof, schors, eikels, kastanjes, beukennootjes, allerlei storingskruiden als brandnetels, distels, reuze berenklauw en ridderzuring. Ze houden erg van houtige gewas­sen: hun voedsel kan voor 60% bestaan uit bo­men en struiken.